Infopunt e-lerenE-Inclusie en diversiteit

Omgaan met een verschil in digitale vaardigheden

Voor e-learning heb je digitale vaardigheden nodig. Het digitale kennisniveau van je cursisten zal erg verschillen. Bouw je e-learning zo laagdrempelig mogelijk op en organiseer vooraf een korte cursus leren e-leren voor wie dat nodig heeft.

Zonder digitale vaardigheden kan je niet e-leren

Cursisten  moeten over een minimum aan digitale vaardigheden beschikken om hun weg te vinden naar digitale opleidingen, de e-learning te doorlopen, informatie op te zoeken en gebruik te maken van aangeboden ondersteuning.

Als lesgever is het belangrijk om te weten hoe digitaal vaardig je cursisten zijn.

Digitale toepassingen kunnen gebruiken is niet voldoende

Je hebt ook een flinke portie mediawijsheid nodig om op een veilige en verantwoorde manier online te zijn. Het gaat om een combinatie van kennen, kunnen en willen. Kennis, vaardigheden en de juiste attitudes.

Die drie factoren versterken elkaar ook. Wie meer kan en  weet, kijkt vaak positiever naar nieuwe digitale ontwikkelingen. Dat zorgt dan weer voor een grotere motivatie om die nieuwigheden bij te houden. (zie ook artikel 'Digitale inclusie?')

Voorbeelden van digitale competenties zijn: betrouwbare informatie kunnen opzoeken op internet, een e-mail kunnen opstellen en versturen, veilig omgaan met persoonlijke informatie en je digitale competenties kunnen inschatten.

Persoon kijkt naar laptop met verschillende communicatiemogelijkheden

Bepaal welke digitale kennis je cursisten nodig hebben

Om te weten of je cursisten behendig genoeg zijn voor jouw digitale opleiding, som je het best op welke kennis en vaardigheden ze nodig hebben voor die specifieke cursus.

Dat kan door heel beknopt op te lijsten welke stappen een cursist moet zetten om tot een leerervaring te komen. Bijvoorbeeld: een link aanklikken, inloggen op een website, een filmpje opstarten, een reactie posten, …

Schat daarna het digitale kennisniveau van je doelgroep in

Je kan de digitale gewoontes van je doelgroep vooraf bevragen via een enquête of een face-to-facegesprek. Begin met eenvoudige vragen zoals:

  • Heb je thuis een computer of tablet met internetverbinding?
  • Wat doe je allemaal online? E-mailen, internetbankieren, muziek beluisteren, online shoppen, …
  • Wat doe je bij een computerprobleem? Is er iemand in de buurt om je te helpen?

Zo weet je snel of het realistisch is om van je cursisten te verwachten dat ze de e-learning zelfstandig kunnen opstarten en doorlopen. Als dat niet het geval is, moet je met dat tekort aan competenties kunnen omgaan.

Wat met een doelgroep die niets kent van digitale toepassingen?

Neem voor de e-learning van start gaat, contact op met je cursisten buiten de digitale weg. Bezorg hen bijvoorbeeld een stappenplan op papier. Dat moet hen in duidelijke taal en met ondersteunende pictogrammen begeleiden bij het opstarten van de cursus.

Zorg ervoor dat cursisten weten waar en bij wie ze terecht kunnen met digitale vragen. Maak persoonlijk contact mogelijk en organiseer regelmatig een (fysiek) vragenuurtje.

Nog beter is een fysieke les, in een klaslokaal, over starten met e-leren. Laat daarna pas de digitale module op je cursisten los.

Ga laagdrempelig te werk. Sommige cursisten zullen het moeilijk vinden om een gebrek aan digitale kennis toe te geven. Communiceer proactief een ondersteuningsaanbod. Zo laat je weten dat het oké is om nog niet helemaal mee te zijn.