Hoe leer je? Daar bestaan verschillende theorieën over. Uiteraard hebben die een invloed op de vorm van e-leren.
Het behaviorisme stelt dat iemand het beste leert door vooraf bepaalde kennis op te nemen, bijvoorbeeld via een lesgever die kennis overdraagt. Het is dan belangrijk om veel te herhalen en positieve feedback te krijgen.
Het sociaal-constructivisme gaat ervan uit dat vaststaande kennis niet bestaat. Daarom liever geen identieke leerstof in een vaste volgorde. Wat dan wel? Volgens deze theorie moet een lesgever proberen de eigen verantwoordelijkheid van de cursisten te versterken en inzetten op samenwerkend leren. Hij benut ook de leeromgeving. De cursisten bouwen zelf, samen met anderen, kennis op.
Welke didactische methode kies je best? De waarheid ligt in het midden. Het is ideaal als je een vorm van overdracht gebruikt (behaviorisme) en tegelijk je cursisten de vrijheid geeft om zelf kennis op te doen. Zo krijgen ze meer grip op het leerproces en verwerven ze samen met anderen kennis.
Als je een cursus via e-leren vormgeeft, kies je voor synchroon of asynchroon leren.
Asynchroon leren betekent dat je cursisten kunnen leren waar en wanneer ze willen. Enkele voorbeelden van asynchroon leren:
Synchroon leren betekent dat je cursisten hun leeractiviteiten op hetzelfde moment uitvoeren. Bij synchroon leren is je lesgever aanwezig. Hij geeft ook onmiddellijk feedback en hij kan de inhoud van de cursus meteen aanpassen als dat nodig is. Synchrone vormen van e-leren vragen wel meer organisatie en zijn minder flexibel. Enkele voorbeelden van synchroon leren:
Bij e-leren denk je vaak vooral aan volledig online leren. Maar dat blijkt in de praktijk niet goed te werken. Veel cursisten stoppen al snel met de cursus. Daarom gebruik je beter een mix van asynchroon en synchroon leren: blended learning. Daarbij versterken de digitale en de fysieke leeractiviteiten elkaar.
Volledig online leren houd je best voor momenten waarop je cursisten elkaar niet persoonlijk kunnen zien, bijvoorbeeld door een grote afstand. Je zet het ook in binnen microlearnings. Dat zijn heel korte leermomenten. Ook voor opfrissingscursussen werkt volledig online leren goed.
Leren zonder begeleiding werkt niet goed, je hebt zeker een lesgever nodig die je cursisten begeleidt door je cursus. Die lesgever speelt vier grote rollen bij e-leren:
Bepaal wat de grootste meerwaarde van de lesgever in het leerproces is. Zijn er complexe leerstappen die iemand synchroon moet uitleggen? Begeleidt je lesgever je cursisten tijdens het oefenen? Of kies je voor flipped classroom, waarbij je cursisten zich asynchroon voorbereiden en je lesgever daarna synchroon uitleg geeft? Soms heeft je cursist ook behoefte aan praktische begeleiding, bijvoorbeeld om een vaardigheid in te oefenen.
Er zijn heel wat Educational Technology (EdTech)-tools om leren te ondersteunen. Welke technologie wil je inzetten en waarom? Stel jezelf de volgende vragen:
Stem de duur van je cursus af op de tijd die je cursisten hebben. Volwassenen hebben een aandachtsspanne van ongeveer 18 minuten. Werk je cursus daarom uit in korte delen, die ze apart verwerken. Of werk met een set korte leermomenten (microlearnings), die samen leerwinst opbrengen.
Schenk ook aandacht aan herhaling. Schotel je cursisten bijvoorbeeld een korte quiz voor. Daarmee fris je informatie op.
Hoe complex is de leerstof? De moeilijkheidsgraad bepaalt hoe je je cursus aanbiedt. Complexe theorie behandel je bijvoorbeeld best synchroon. Of geef de theorie in een kennisclip. Dat is een video waarin een lesgever een korte instructie geeft, of een explainimation (explaining animation).