Tien tips voor toegankelijke en inclusieve taal
Wist je dat meer dan één op zeven volwassenen in Vlaanderen onvoldoende kan lezen of schrijven om vlot mee te draaien in onze samenleving? Dat is 15% tot 18% van de Vlaamse bevolking – of zo’'n 700.000 tot 850.000 volwassenen. Gebruik je moeilijk toegankelijke teksten, dan sluit je dus onvermijdelijk een aanzienlijk aantal cursisten uit. Laat taal dus geen drempel zijn. Toegankelijke taal heeft ook voordelen voor lezers die wel de taal machtig zijn. Zij kunnen toegankelijke teksten sneller verwerken. Winst voor iedereen!
Tip 1: schrijf scanbaar
Alles begint met een heldere structuur. Begin met de belangrijkste informatie en schrap wat overbodig is. Gebruik witregels tussen de alinea’'s, houd die alinea’s trouwens liefst kort. Schrijf informatieve tussentitels die rechtstreeks verband houden met de alinea eronder en gebruik waar mogelijk opsommingstekens. Zo kan de cursist lange teksten gemakkelijk scannen en de belangrijkste informatie al begrijpen zonder in detail te moeten lezen.
Tip 2: gebruik heldere taal
Een toegankelijke tekst bestaat uit eenvoudige zinnen met veelgebruikte woorden. Schrijf zoveel mogelijk zoals je spreekt, zonder al te informeel te klinken. Moet je een nieuw of moeilijk woord introduceren? Leg het dan meteen uit en gebruik het voldoende, zodat de lezer het al lezend aanleert.
Meer tips voor heldere communicatie vind je op Heerlijk helder, de website van de Vlaamse Overheid met tips, checklists en voorbeelden om je teksten en taal ‘heerlijk helder’ te maken.
Tip 3: schrijf actieve zinnen
Passieve zinnen met werkwoorden als ‘worden’ en ‘zijn’ maken je tekst nodeloos gecompliceerd. Hetzelfde geldt voor zinnen met lange werkwoordconstructies. Vergelijk maar: ‘Je zal deze tekst grondig gestudeerd moeten hebben’ tegenover ‘Studeer deze tekst goed.’
Werkwoorden en ‘passivitis’ maken een tekst minder toegankelijk en onnodig lang. Maak je tekst actief door de cursist rechtstreeks aan te spreken (in de je-vorm) of de bevelvorm te gebruiken. Bedenk steeds ‘wie wat doet’ en schrijf het ook zo op. ‘De patiënt wordt verdoofd’ verandert zo in ‘de anesthesist verdooft de patiënt’ – meteen heb je een beter beeld van de situatie.
Tip 4: schrijf letterlijk en concreet
Je cursus dingt niet mee naar de Nobelprijs voor Literatuur. Vervang alle figuurlijke taal door wat je letterlijk bedoelt. Veel cursisten hebben het namelijk moeilijk met beeldspraak (metaforen), gezegden en spreekwoorden.
Tip 5: doe extra moeite voor laaggeletterde en anderstalige cursisten
Richt jouw opleiding zich specifiek op laaggeletterde of anderstalige cursisten? Maak je teksten nog toegankelijker met de volgende tips:
● Geef jezelf maximaal 10 woorden per zin. Kijk of je een zin met komma’s kan opsplitsen in aparte zinnen.
● Begin elke zin op een nieuwe regel.
● Schrijf eenvoudige, maar grammaticaal correcte zinnen. Gebruik in de meeste zinnen de structuur ‘onderwerp, werkwoord, rest’.
● Kies voor korte woorden, maar een volwassen woordenschat.
● Twijfel je of een woord eenvoudig genoeg is? Op de website Zoek eenvoudige woorden kun je nakijken of een woord in de woordenlijst taalniveau A2 of B1 staat. A staat voor eenvoudige taal (gericht op laaggeletterde personen), B voor duidelijke taal (gericht op een zo breed mogelijke doelgroep).
Tip 6: schrijf dyslexievriendelijk
Bij dyslexie gaat lezen en schrijven moeizaam. Een aantal kleine aanpassingen maken je tekst leesbaarder, ook voor de andere cursisten.
● Plaats een witregel tussen twee alinea’s.
● Lijn je tekst links uit.
● Hoofdletters zijn moeilijker leesbaar, gebruik ze niet voor doorlopende tekst.
● Gebruik vetgedrukte woorden in plaats van onderstrepingen en cursieve tekst. De tekst lijkt dan door elkaar te lopen.
● Gebruik een schreefloos lettertype (sans serif), zoals Arial, Verdana of Calibri. Alternatieven zijn Tahoma, Century Gothic, Trebuchet, Open Sans en zelfs Comic Sans. Of download een van de speciale dyslexie-lettertypes.
Meer tips lees je in de Dyslexia friendly style guide.
Tip 7: schrijf genderinclusief
Je wil bewust omgaan met diversiteit in gender, ook in je taalgebruik? Prima! Jammer genoeg wordt je tekst niet echt leesbaarder door constructies met schuine strepen, zoals ‘haar/zijn/hun’.
Met de volgende tips combineer je een genderinclusieve aanpak met toegankelijke taal.
● Spreek de cursist rechtstreeks aan. Kies bij voorkeur voor ‘je’ (‘u’ is afstandelijker). Die aanpak is niet alleen persoonlijker; ze heeft ook het voordeel dat je je geen zorgen hoeft te maken over ‘hij/zij/die’.
● Gebruik ‘die’ of de meervoudsvorm ‘ze’. Vaak kun je ‘hij/zij’ vervangen door ‘die’ of ‘ze (de meervoudsvorm). Bijvoorbeeld: ‘Op een tablet krijgt hij/zij de digitale werkinstructies te zien ’ wordt: ‘Op een tablet krijgt die de digitale werkinstructies te zien’.
● Vervang bezittelijke voornaamwoorden door lidwoorden. Het bezittelijk voornaamwoord is vaak niet noodzakelijk. In zulke gevallen kies je beter voor een lidwoord. Vergelijk: ‘De operator raadpleegt de digitale werkinstructies op zijn smartphone’ wordt: ‘De operator raadpleegt de digitale werkinstructies op de smartphone’.
● Gebruik genderneutrale woorden en vermijd woorden die exclusief mannelijk of vrouwelijk zijn. Bijvoorbeeld: ‘administratief medewerker’ in plaats van ‘secretaresse’; ‘ directie’ in plaats van ‘directeur’ of ‘directrice’, ‘verpleegkundige’ in plaats van ‘verpleger’ of ‘verpleegster’.
Meer tips lees je in Tips voor genderinclusief schrijven, een brochure van het Federaal Netwerk Diversiteit (BOSA) met aanbevelingen voor genderinclusief taalgebruik.
Tip 8: schrijf ook algemeen inclusief
Hoe benoem je die groep, dat individu? Kan dit of dat woord nog? Het is niet altijd gemakkelijk om het juiste woord te vinden. Soms zoek je een alternatief voor een woord of begrip omdat je niemand wil kwetsen. Hanteer alvast volgende regels:
● Als een divers kenmerk niet relevant is in een bepaalde context, vermeld het dan niet.
● Maak geen eigennaam van een eigenschap.
● Veralgemeen niet.
Bij twijfel biedt de Woordenlijst Inclusief Taalgebruik advies en verheldering. VRT Team Diversiteit & Inclusie stelde de lijst op, samen met VRT Taal, de Vlaamse Ouderenraad, Cavaria, Netwerk tegen Armoede, LEVL, de Nederlandstalige Vrouwenraad en GRIP vzw. De lijst bevat aanbevelingen voor algemeen taalgebruik en taalgebruik in verband met herkomst en migratie, genderrollen en -evenwicht, handicap, kansarmoede, leeftijd, genderdiversiteit en seksuele oriëntatie.
Tip 9: voorzie een woordenlijst
Vaktaal of jargon is terminologie die typisch is voor een bepaald beroep. Vaktaal gebruikt vaktermen. Medische vaktaal is bijvoorbeeld influenza (griep), fractuur (breuk) en metastase (uitzaaiing).
Vaktaal is onlosmakelijk verbonden met een opleiding. Ga er niet te snel van uit dat alle vaktermen voor iedereen even duidelijk zijn of dat iedereen ze op dezelfde manier begrijpt. Vermijd misconcepties door vaktermen in de tekst zelf uit te leggen en een woordenlijst en/of FAQ te voorzien.
Tip 10: gebruik een schrijfassistent of vraag tekstadvies
Het Instituut voor Levende Talen (KU Leuven) ontwikkelde samen met de VRT de Schrijfassistent Nederlands, een online schrijfhulp. Plak je tekst in de webpagina en haal hem door een reeks checks (spelling, stijl …). De tool markeert mogelijke fouten, geeft beknopt taaladvies of reikt een alternatief aan.
Wablieft Tekstadvies begeleidt organisaties om duidelijke teksten te schrijven. Je kunt hen contacteren voor training en coaching of om bestaande teksten te screenen en herschrijven.