Ons werkgeheugen is erg klein. Het kan maximaal vijf nieuwe brokken informatie vasthouden gedurende enkele seconden. Bied daarom nieuwe info in kleine stapjes aan, aangevuld met voldoende oefeningen. Pas dan zal het werkgeheugen de informatie overbrengen naar het langetermijngeheugen. Te veel nieuwe informatie op een te korte termijn, wordt niet verwerkt of opgeslagen.
Door vragen te stellen, help je cursisten om verbindingen te leggen met wat ze al kennen. Vooral hoe- en waaromvragen prikkelen dit proces. Door te vragen, krijg je als docent ook een goed zicht op het geleerde en komt je te weten of studenten misschien meer instructies nodig hebben. En wil je nog effectiever aan de slag? Reserveer dan niet alleen genoeg tijd om vragen te stellen, maar laat studenten ook uitleggen hoe ze tot hun antwoord gekomen zijn.
Cursisten hebben nood aan cognitieve steun om zelf aan de slag te kunnen. Je ondersteunt het leerproces door als rolmodel op te treden. Vertel hardop je denk- of werkstappen en toon aan hoe jij een taak uitvoert of problemen oplost.
Met scaffolding daag je leerlingen uit om hardop te denken en zelf met antwoorden te komen. Een scaffold (steiger) is een tijdelijke, cognitieve ondersteuning in de vorm van deeltaken. Moeilijke taken worden opgesplitst in meer behapbare brokken. Aanvankelijk ondersteun je elke deeltaak, gaandeweg begeleid je cursisten naar een zelfstandige uitvoering.
Leerstof één keer aanbieden niet genoeg. Geef cursisten ook genoeg tijd om de nieuwe informatie die ze leerden te herformuleren, uit te breiden en samen te vatten. Oefeningen en overhoringen zijn dus broodnodig om nieuwe informatie correct op te slaan in het langetermijngeheugen. Om het met een mooi voorbeeld te zeggen: je kan iets in een doos opbergen, maar als je niet meer weet waar je de doos hebt gezet, zit je wel met een probleem. Oefenen helpt dat te herinneren.
Check regelmatig of cursisten de leerstof daadwerkelijk begrijpen. Controleer daarom zowel het resultaat als het leerproces. Mee het proces induiken, bevordert de informatieverwerking. Zo krijg je ook een duidelijk beeld van het denkproces van cursisten en kan je bijsturen waar nodig.
Oefening baart weliswaar kunst, maar alleen als cursisten geen fouten inoefenen. Check dus regelmatig of cursisten hun oefeningen correct maakten. Een ingeslepen fout of misvatting is achteraf heel moeilijk om uit te wissen en af te leren!
Een rolmodel zijn is belangrijk, maar niet het enige om het leerproces effectief te maken. Cursisten moeten ook zelf aan de slag. Alleen door zelfstandige oefening wordt kennis geautomatiseerd. Controleer regelmatig of wat ze oefenen juist is en of je cursisten misschien extra begeleiding nodig hebben.
Geleerde kennis is pas effectief als ze regelmatig geactiveerd wordt. Door een variatie aan associaties - verspreid doorheen de tijd - stimuleer je de activatie uit het langetermijngeheugen. Hoe meer verbindingen in het brein, hoe sneller informatie wordt opgehaald.
Wil je dieper in de tien principes van Rosenshine duiken? Je kan zijn booklet Principles of instruction downloaden via de website van UNESCO