Infopunt e-lerenHulpmiddelen

Hoe stem je synchroon en asynchroon onderwijs op elkaar af?

Als je gaat voor blended learning, kies je voor een oplossing die het beste van synchroon en asynchroon leren combineert.

Asynchroon leren betekent dat je cursisten kunnen leren waar en wanneer ze willen. Dat gebeurt meestal digitaal. Het voordeel is dat je cursisten toegang hebben tot multimediaal materiaal en digitale tools. Bovendien kiezen ze zelf het tempo waarin ze informatie verwerken. Digitale platformen laten je ook toe om gebruik te maken van learning analytics.

Synchroon leren, daarentegen, betekent dat je cursisten hun leeractiviteiten op hetzelfde moment uitvoeren. Dat kan zowel online als offline. Bij synchroon leren is de lesgever aanwezig en geeft hij onmiddellijk feedback. Dat face-to-face-element zorgt ervoor dat je dieper in kan gaan op vragen en dat je je cursisten persoonlijk kan motiveren.

Cursist kijkt naar een scherm met een video

Hoe kiezen tussen beide?

Het is niet altijd eenvoudig om te weten wanneer je synchroon dan wel asynchroon onderwijs het beste inzet. De volgende drie stappen helpen je om die keuze te maken en om beide vormen beter op elkaar af te stemmen.

Stap 1: ken je leerdoelstellingen

Je leerdoelstellingen kennen, is de eerste stap bij onderwijsontwerp. En dus ook bij je keuze tussen synchroon of asynchroon onderwijs.

  • Wat wil je overbrengen met je cursus?
  • Welke kennis en vaardigheden brengt je cursus bij?
  • Welk gedrag wil je bevorderen?
  • Welke factoren hebben invloed op dat gedrag?

Die doelstellingen moet je formuleren voor zowel je volledige opleiding als de verschillende onderdelen. Welke kennis en vaardigheden en welk gedrag wil je je cursisten aanleren in deel 1, hoofdstuk 2…? Maak daar een duidelijk en volledig overzicht van. Bijvoorbeeld in een tabel per onderdeel.

Stap 2: bepaal de content in je leerpad

Een leerpad is een opeenvolging van leerstappen die je cursisten nodig hebben om op een gestructureerde manier kennis en vaardigheden onder de knie te krijgen. Wat hebben ze al geleerd? Wat zullen ze nog leren? Je leerpad sluit aan bij de leerdoelen van je vak en heeft een duidelijke, didactische doordachte opbouw.

Neem je overzicht uit stap 1 erbij en bepaal welke stappen je cursisten moeten volgen om van A naar B te komen. Misschien moet je in hoofdstuk 1 de basistheorie uitleggen. In het volgende hoofdstuk kan je daar dan op voortbouwen. Of moeten je cursisten eerst een praktische uitleg krijgen voor ze zelf aan de slag gaan met een oefening?

In de eerste plaats kijk je naar de content en de contentvorm die je voor elke stap wilt gebruiken. Daarna (zie stap 3) koppel je een leerwerkvorm (synchroon of asynchroon) aan elke stap in het leerpad.

Stap 3: bepaal de leerwerkvormen in je leerpad

Nu je weet wat je leerdoelstellingen zijn en welke content je je cursisten wilt aanbieden, kan je die koppelen aan een passende leerwerkvorm: asynchroon of synchroon.

Asynchroon leren past bijvoorbeeld goed bij:

  • zelfstandig theorie instuderen (bv. via een tekst of een kennisclip);
  • herhalingsopdrachten.

Synchroon leren past dan weer beter bij:

  • diepgaande discussie- of interactiemomenten;
  • opdrachten waar persoonlijke feedback belangrijk is;
  • complexe theoretische onderdelen waar de lesgever tijdens de uitleg wilt controleren of de cursisten alles begrijpen.