Het ADDIE model: stap per stap

1. Fase 1 van het ADDIE-model: de analysefase (analysis)

Het ADDIE-model is een praktijkgerichte manier om het ontwerp van een leerervaring vorm te geven. Zijn logische ontwerpstructuur bestaat uit vijf fasen, allemaal geschikt om binnen een didactische context toe te passen: Analysis, Design, Development, Implementation en Evaluation. Je vindt hier een uitgebreide bespreking van de eerste fase: de analysefase. Je komt te weten wat de fase als doel heeft en hoe je aan de slag gaat.

Hoe ziet de analysefase eruit?

In deze fase:

  • verduidelijk je het instructieprobleem;
  • leg je de instructiedoelen en -doelstellingen vast;
  • breng je de leeromgeving en bestaande kennis en vaardigheden van je cursisten in kaart.

Je verzamelt informatie over aspecten die je instructie beïnvloeden. Het zal je niet verbazen: hoe beter je de vereisten bestudeert, hoe effectiever je cursus zal zijn. 

In de analysefase stel je jezelf vragen over:

  • je doelgroep;
  • je leerdoelen;
  • fysieke en organisatorische beperkingen;
  • technische vereisten;
  • structurele kenmerken;
  • toegankelijkheid van kennisbronnen;
  • criteria voor beoordeling. 

Wat is de doelgroep voor je cursus?

Wie zal je lesmateriaal gebruiken? Zijn je cursisten domeinexperts die hun kennis willen uitbreiden? Of zijn het nieuwkomers? Welk gedrag laten je medewerkers nu zien? Welke processen en systemen heb je al?

De gemeenschappelijke kenmerken van je doelpubliek, zoals kennis van een aangrenzend domein of hun computervaardigheid, hebben invloed op je cursus. Leeftijd, geslacht, sociaal-economische status, ervaring, opleiding, … Al die kenmerken bepalen hoe je je lesmateriaal presenteert om je leerefficiëntie zo hoog mogelijk te maken.

Wat zijn je leerdoelen?

Bepaal je belangrijkste leerdoelen voor je je lesmateriaal ontwikkelt. Zo stem je  je cursusinhoud af op die doelen. Je communiceert ze ook gemakkelijker bij de start van je cursus aan je cursisten.

Stel jezelf de volgende vragen:

  • Wat wil je overbrengen met je cursus?
  • Welke kennis en vaardigheden brengt je cursus bij?
  • Welk gedrag wil je bevorderen?
  • Welke factoren hebben invloed op dat gedrag?

Je maakt het jezelf eenvoudiger als je je doelstellingen vanaf het begin duidelijk stelt. Zo kan je je afvragen: voldoet dit stuk tekst aan de noden van je cursus? Bevordert je materiaal de doelstellingen? Beschrijf je doelstellingen vanaf het begin in detail en maak ze meetbaar.

Een grondige analyse helpt je ook om snel te ontdekken of de vaardigheden die je wilt aanleren, geschikt zijn voor e-leren. Misschien moet je voor bepaalde onderdelen een offline les of workshop organiseren. Als je dat in een vroeg stadium weet, bespaar je veel tijd.

Wat zijn je fysieke en organisatorische beperkingen?

Bekijk in welke omgeving je je cursus organiseert. Stel jezelf de volgende vragen:

  • Zijn er beperkingen door de regels van je organisatie?
  • Is de totale duur van je cursus duidelijk?
  • In welke omgeving geef je de cursus: online, in een klaslokaal of een combinatie?
  • Heeft je omgeving invloed op de effectiviteit van je cursus?
  • Wat is je budget?

Wat zijn de technische vereisten van je cursus?

Formuleer welke technische vereisten en beperkingen je cursus heeft. Doe dat zeker als het de bedoeling is je cursus via e-leren te organiseren. Zorg ervoor dat je de volgende details kent voor je start met de ontwikkeling van je cursus:

  • Wat is de bandbreedte van de internetverbinding van je cursisten? Kunnen ze video’s streamen?
  • Hebben je cursisten toegang tot de nodige apparatuur? Denk niet alleen aan een computer, maar ook aan hoofdtelefoons, microfoons, webcams, …
  • Hebben je cursisten toegang tot de nodige software? Hebben ze de rechten om aanvullende software te installeren?
  • Welke browser gebruiken je cursisten om toegang te krijgen tot je cursus?

Wat zijn de structurele kenmerken van je cursus?

De informatie uit de vorige vragen helpt je om de structuur van je cursus te bepalen. Stel jezelf de volgende vragen:

  • Moet je je cursus opsplitsen in modules?
  • Verschillen die modules in omvang en belangrijkheid?
  • Moet je cursus stapsgewijze instructies bevatten?
  • Welke belangrijke onderdelen moet je evalueren en testen?
  • Hoe zwaar weegt elke test door?
  • Hoe zullen je cursisten het materiaal in de toekomst gebruiken?

Hoe toegankelijk zijn je kennisbronnen?

Denk na over de toegankelijkheid van je materiaal. Stel jezelf de volgende vragen:

  • Wie of wat is de belangrijkste bron van informatie?
  • Is die informatie intern beschikbaar?
  • Is er informatie over het onderwerp online beschikbaar? Is die gemakkelijk op te zoeken?
  • Is er al materiaal over je onderwerp gemaakt? Heb je bijvoorbeeld toegang tot een cursus die je organisatie eerder gebruikte?
  • Ken je binnen je organisatie inhoudelijke experts om je te helpen?
  • Zijn die experts beschikbaar om je te helpen?

Welke criteria gebruik je voor de beoordeling?

Bepaal op welke manier je de kennis die je cursisten verwerven, evalueert. Stel jezelf de volgende vragen:

  • Hoe wil je je cursisten evalueren aan het einde van je cursus?
  • Gebruik je korte toetsen met tijdsaanduiding? 
  • Gebruik je de praktische vaardigheden en productiviteit van je cursisten na afloop van je cursus als maatstaf?
  • Wil je accreditaties geven?
  • Moeten je cursisten een aantal uren les volgen om een certificaat te behalen?
  • Wat is het slaagcijfer?
  • Geef je een herkansing wanneer een cursist het lesmateriaal onvoldoende blijkt te beheersen?